Klik magazine mei 2013

Ondergewicht

Eten met een dichtgeknepen keel

Gezinscoach Jacqueline Heeren begeleidt kinderen, jongeren en hun ouders bij eetstoornissen. Ze heeft een eigen praktijk en werkt als videohometrainer bij observatiecentrum De Hondsberg. Zij coacht onder meer een jonge vrouw met een lichte verstandelijke beperking en een autistische stoornis. “Ik leerde haar kennen toen ze 16 was. Ze had zelfmoordneigingen, zat slecht in haar vel, dacht negatief over zichzelf. Ze leefde op Cola light. Zij heeft 9 maanden op de groep voor eetproblemen van De Hondsberg gewoond. Daarna had ze thuis begeleiding nodig. In die periode is zijn haar veel heftige dingen overkomen, en elke keer ging haar gewicht verder naar beneden. Door met haar over haar emoties te praten zit ze nu al een jaar lang op een goed gewicht, woont ze weer thuis en heeft geen inzinkingen meer.
In de begeleiding gaat het nooit over eten, ook al is dat wel de aanleiding. Met haar onwil om te eten laat ze zien dat er problemen zijn. Als ze vrolijk was en klaar kon staan voor anderen, voelde ze zich sterk. Maar was ze verdrietig of werd ze afgewezen, dan was ze niemand meer.
Pubers vinden oog-in-oog praten moeilijk, maar praten via Whatsapp werkt fantastisch. Ik zit thuis, zij zit thuis en ik vraag hoe het gaat. Of ze geeft mij een hint: <ik zit niet lekker in mijn vel>. We hebben onze voorgeschiedenis, ze vertrouwt me. Ze sms-t niet: Ik heb het moeilijk. Ze willen alleen weten: ben je er? Dan app ik terug: Wat is er aan de hand? Hoe voelde het? Zo probeer ik bij de kern te komen en vaak lukt dat. Ze ziet mij niet, ze krijgt geen visuele impuls, ze heeft alleen die lastige gevoelens en dat telefoontje in haar hand. Op afstand kan ik haar zo goed helpen.”

“Een jongen met Aspergersyndroom was 8, en at vijf producten toen ik hem leerde kennen. Hij kwam veel voedingsstoffen tekort. Hij was heel klein. Hij is overgevoelig in zijn mond. Alle smaken, substanties en sensaties komen gigantisch sterk bij hem binnen, via zijn neus, en zelfs via zijn oren. Alles kraakt en knettert in zijn hoofd. De omgeving doet hem continu geweld aan. Hij werd bij de Hondsberg aangemeld. Er was niet meteen plaats op de groep voor eetstoornissen, daarom zijn we thuis vast begonnen.
Als hij er een opname mee kon voorkomen, wilde hij wel meewerken. Ik zei ‘Dat is goed jongen, maar dan moet je binnen vijf maanden aardappelen, rijst en pasta eet, plus vijf groentes willen eten, en drie soorten vlees of vis.’ Binnen vijf maanden at hij al deze dingen.
Vanwege een verandering in de financiering kon ik hem daarna een tijd niet begeleiden.
Zodra ik niet meer kwam, weigerde hij opnieuw. Via bemiddeling van de Hondsberg kon ik toch weer met hem aan het werk, en in no time at hij weer zoals we het bedoelden. Pas toen zag ik wat hij deed. Hij was anderhalf uur bezig om zijn eten weg te krijgen. Met behulp van beloningen zijn we erin geslaagd de tijd van kauwen en slikken te verkorten en ging de maaltijd van twee uur naar een half uur.”

“De maaltijd thuis was ook een probleem. Zijn moeder kon niet eten als hij zat te kokhalzen. Ze at ’s avonds pas, als de kinderen op bed lagen. Langzamerhand zijn ze samen aan tafel gaan zitten, moeder stimuleerde de kinderen, at zelf mee. Heel moedig, want het kostte haar enorme inspanningen. Ze maakte de maaltijd positiever: <Als jullie het goed gegaan hebben doen we daarna een spelletje>. We ontdekten samen: als we het eten met knoflook en ketjap bereiden, vindt hij het lekkerder. Dan zochten we uit wat er in het eten zat dat hij wèl wilde eten: zout en pittig maakte het makkelijker voor hem.
Zo langzamerhand verdroeg hij steeds meer in zijn kommetje. We hebben er twee jaar voor nodig gehad. Vervolgens hebben we de variatie in broodbeleg aangepakt, wat in anderhalve maand lukte. Hij heeft nog steeds voorkeur voor kruidenkaas, maar kan nu switchen naar iets anders als het nodig is. Fruit eten of fruitdrank drinken is een probleem gebleven, die smaken blijven te heftig voor hem.”
Stippenplan
“Het Happy weight stippenplan (dieetprogramma speciaal ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking) werkt ook voor jongeren met anorexia heel goed,” vertelt Jacqueline. “We rekenen samen met hen de stippen uit, zodat ze weten hoe ze op een gezonde manier op gewicht komen. Het stippenplan zegt: je mag alles eten. Maar als je van iets te veel of te weinig neemt, moet je daar de rest van de dag rekening mee houden. Een kind dat alleen sla eet en water drinkt kom voedingsstoffen te kort. Met de stippen wordt visueel gemaakt hoeveel hij tekort komt. Deze jongeren hebben jaren gehoord dat ze niet gezond bezig zijn. Bij 99% van de slechte eters is er onderliggende problematiek. Geen eigenwaarde hebben, altijd afstemmen op wat een ander wil. Door angst gedreven worden. Of ze kunnen het voedsel niet verdragen. Met niks of te veel eten laten ze merken dat ze dingen niet willen, dat zij de baas zijn over hun eigen lijf.
Met alleen een voedingsadvies help je een kind niet verder. Als ze op andere gebieden meer controle krijgen, heeft dat wel effect. Het is aansluiten bij de jongere. Houdt hij van voetballen, dan voetbal je om contact te krijgen. En houdt ze van tutten, dan ga je samen frutten, of lunchen in de stad. Neem de tijd. Je kunt niet snel iets oplossen, wat een heel leven lang verkeerd is opgebouwd.”
Altijd bekeken
Jacqueline: “Jongeren zeggen: ‘Ik word altijd bekeken als ik eet, dat knijpt mijn strot dicht.’ Probeer die moeder maar eens zover te krijgen dat zij níet continu opmerkingen maakt als ‘Och, wat is het toch lekker, mmmmmm, wat smaakt het toch goed.’ Zo’n jongere denkt: ‘Oké, ik stop wel weer, want je zit mij te pushen.’ Die wil zelf controle.
Ik vertel die jongere waarom zijn ouder zo reageert, en omgekeerd. Als ze het niet begrijpen maak ik een video-opname van de maaltijd, als ze die samen bekijken snappen ze meer van elkaar.”
Nieuwe smaken koken
Jacqueline kookt geregeld samen met de jongeren die ze begeleidt, om nieuwe smaken uit te proberen: “Een jongen vond loempiaatjes lekker. Daar deden we wortel in, en steeds een beetje meer. Hij weet wat erin zit, proeft ervan. Zo heeft hij groenten leren eten. Bij aardappelkroketjes kun je steeds meer bloemkool stoppen. Als kinderen echt van iets walgen gaat een rilling van hun kruin naar hun staartbeen. Dan kun je het vergeten. Maar als ze door gewenning dingen niet willen eten, kom je er wel. Verwacht niet dat kieskauwers vreetzakken worden, en ook niet dat ze iets na twee of drie keer lusten. Een nieuwe smaak in de mond is heftig. Een klein kind moet iets wel tien keer proeven om een aan een smaak te wennen. Een autist moet niet alleen aan de smaak wennen, hij moet hem ook accepteren. Dus ja, geef het een jaar. Wat ik al tof vind, is als de jongere een tipje van de smaak aan zijn lip wil proberen. En nog eens, misschien wel twaalf keer. Ze smeren het zelf. Vervolgens: proef het eens met je tong. Is het dan het zelfde? Als hij redelijk veel snapt, leg dan uit hoe dat werkt met de tong, en de smaak. Wat voor smaken hebben we, kunnen we herkennen? Geef invloed en sluit aan. En denk nooit: ‘Ik moet jou leren eten.’ Want dat werkt niet. Neem er de tijd voor. Stem af, beweeg mee met de cliënt.”